Roch-steekers Van Waard

titelLied van de Roch-steekers Van Waard
auteuranoniem
publicatieDe nieuwe Vermaaklyke Gaare-keuken Van de Gekroonde A d6 (1747, p.35-7)
uitgeverJoannes Kannewet, Amsterdam

 


Lied van de Roch-steekers Van Waard.
Op een aangename Voys.

Aanhoord gy Jong Gezellen
Het isser wel aanhoorens waard
Men zal het je gaan vertellen
Al van de Burgers van Waard;
Hoe dat zy hebben gestreden
Op eenen Zomersche Dag
Men deed’er niet als klag
De dagen al van mijn leven
Heb ik’er niet meer gelag
Heb ik’er niet meer gelag.

Men zage daar alle d’Knegten
Al in haar Wapens staan;
Yder zou daar gaan Vegten
Niemand dorst’er eerst voor gaan;
De eene riep ’t zoud my dooden
De ander riep ’t zoud me slaan:
Ik en durf het niet bestaan
Ik wil’er my niet mee bemoeyen
Al zou de Stad van Waard vergaan
Al zou de Stad   Ec.

Men hoorde daar de Wijve schreeuwen
En riepen met onverstand
Za Mannen waagt’er aan je Leven
Vat malkander by der Hand
Want dat Dier zal ons verslinden
Zo gy daar niet tegen doet
Zo wel te Paard als ook te Voet
Wilt gy uw daar niet tegen stellen
’t Zal voor ons niet wezen goed
’t Zal voor ons   Ec.

Klaas de Vos zonder verdrieten
Die sprak daar onverzaagt
Ik zal’er met ’t Kanon op schieten
Al zoud mijn Leven zijn gewaagt
Ik heb zo wel te Voet als te Paard
Van mijn leven Soldaat geweest;
Maar zo vreeslijken Beest
Daar is geen Eer aan te behaalen
’t Is de vreeze allermeest
’t Is de vreeze   Ec.

Heeroom, ’t is ook geen’ Fabel
Was daar zelfs in Persoon
Die haald’ Wywater een voll’ Kavel
Al om de Benedictie te doen
Want dat Dier moest zijn gestuyt
’t Mogt komen in ons Huys
Door Pilatus zelf gedruys
Indien gy uw daar niet tegen wil stellen
Dan blijf ik niet in mijn Huys
Dan blijf ik   Ec.

Met is een Voerman gekomen
Die daar al dat spul aan zag
En heeft de Roch toe op genomen
En dat met een groot gelag
De Borgers stonden verslagen
En zy riepen houd hem dog
Want het is voor ons bedrog
Alzo wy d’heele Dag hebbe gestreden
En dat over een doode Roch
En dat over   Ec.