Roggestekers

 

titel

De Roggestekers van Weert

auteurCornelis Gonnet

redactie

Jan ter Gouw

1e publicatie

De Oude Tijd (1873, p.220)

uitgever

A.C. Kruseman, Haarlem

  
titelDe Roggesteekers van Weert
auteurCornelis Gonnet
redactieFrancis Allan
2e publicatieGeschiedenis en beschrijving van Haarlem (d1 1874)
uitgeverJ.J. van Brederode, Haarlem
facs. uitgaveBoekhandel H. Coebergh, Haarlem (1973, p.213)
  
titelDe Roggestekers van Weert
auteurJan Hoeben
3e publicatieZeven eeuwen Haarlem (5e druk, 1975, p.254-5, 260-2)
uitgeverHaarlems Dagblad / Opr. Haarlemsche Courant, Haarlem
  
titelDe Roggestekers van Weert
auteursTheo Bottelier & Peter van Graafeiland
4e publicatieGevelstenen van Haarlem (1994, p.88)
uitgeverVan Soeren & Co, Amsterdam
  
 
 


De Roggestekers van Weert, gevelsteen beschilderd in 2003 (Frans Halsmuseum, Haarlem)

1873
De Roggestekers van Weert

In den gevel van dit voormalig gildehuis [van de lakenbereiders in Haarlem] staat nog een aardig bewerkte steen, waarop de geschiedenis van De Roggestekers van Weert is afgebeeld.
Dit volksverhaal, in den trant van de bekende Kamperstreken, luidt aldus: In den overouden tijd ging een visscher, met eene kar met visch beladen, over de heide bij Weert. Een rog viel van het voertuig en bleef in het zand liggen. Een poorter van Weert kwam daar voorbij, zag het dier en meende, (slecht bedreven als hij was in de ichthyologie) dat het minst genomen de booze geest was; hij keerde dadelijk terug tot de achtbare vaderen, die ter vrome stede van Weert in de raadzaal vergaderd zaten, en meldde hun, wat helsch gedrocht schuifelend naar hunne muren kroop. Aanstonds werd der stede klok geklept en den saamgeloopen poorters gemeld, welk monster men moest gaan bestrijden, en met hellebaard en handboog gewapend togen ze uit en bereikten weldra de heillooze plaats, waar, in 't aangezicht van het ondier, menig koen strijder het hart ineenkromp. Toen de een na den ander week, kwam uit de achterste rijen een poorter van Goes naar voren, die, beter met de zeebewoners bekend dan de overigen, het gewaande gedrocht dadelijk voor een pelgrim uit het gebied van Neptunus herkende, het zonder veel strijd bemachtigde en zich niet weinig over de onnoozelheid der eerzame burgers van Weert vermaakte.*

* Zie het vers in den Volksalmanak voor Nederl. Kath. 1870, bl. 102.

1874
De Roggesteekers van Weert

In den gevel van dit voormalig Gildehuis staat nog een aardig bewerkte steen, waarop de Geschiedenis van "de Roggesteekers van Weert" is afgebeeld.
Dit volksverhaal*, in den trant van de bekende Kamperstreken, luidt aldus: "In den overouden tijd ging een visscher met eene kar met visch beladen, door de heide bij Weert. Een rog viel van het voertuig en bleef in het zand liggen. Een poorter van Weert kwam daar voorbij, zag het dier, en meende dat het, minst genomen, de booze geest was. Hij keerde dadelijk terug tot de Achtbre Vaderen, die ter vrome stede van Weert in de vroedschap vergaderd zaten, en meldde hun wat helsch gedrocht schuifelend naar hunne muren kroop. Aanstonds werd der stede poortklok geklept en den saamgeloopen poorters gemeld, welk monster men moest gaan bestrijden. Met hellebaard en handboog gewapend, togen velen uit en bereikten weldra de heillooze plaats, waar, in 't aangezicht van het ondier, menig koen strijder het hart inéénkromp. Toen de een na den ander week, kwam uit de achterste reien een poorter uit Goes naar voren, die beter met de zeebewoners ichthyologie bekend dan de overigen, het gewaande gedrocht dadelijk voor een pelgrim uit het gebied van Neptunus herkende, het zonder veel strijd bemachtigde, en zich niet weinig over de onnoozelheid der eerzame burgers van Weert vermaakte".**

* Medegedeeld door den Heer C.J. Gonnet, in de "Oude Tijd", jaargang 1873.
** Zie het vers in den Volks-Almanak voor Nederl. Kath. bl. 102.

De Roggestekers van Weert, gevelsteen (foto Jan Hoeben, 1961)
De Roggestekers van Weert, gevelsteen (foto Jan Hoeben, 1961)

1975
De Roggestekers van Weert


Afkomstig uit de gevel van het gildehuis van het in 1546 gestichte Lakenbereidersgilde in de Lange Vlamingstraat 13, ziet u voorts een begin zeventiende eeuwse steen die zijn naam dankt aan een oude legende. Deze luidt als volgt: In vroege tijden ging een man met een volgeladen wagen met vis over de heide van Weert. Een grote rog viel van het voertuig en bleef eenzaam in het zand achter. Een poorter uit Weert, kort daarop deze plaats passerend, vindt het dier, en meent – de man is blijkbaar een slecht ichthyoloog! – met een boze geest te doen te hebben.
IJlings terugkerend valt hij ademloos binnen bij de zo juist in vergadering bijeenzittende vroede vaderen van Weert, deze de stuipen op ’t lijf jagend met de alarmerende mededeling, dat een hels gedrocht, onhoorbaar schuifelend, de stadswallen nadert.
Ogenblikkelijk werd de klok geluid en de hellebaardiers en handboogschutters (om maar eens een knot van een anachronisme te gebruiken) in “’t geweer” geroepen om het monster te gaan bestrijden. In het aangezicht van het ondier, zonk menig dapper strijder het hart in de schoenen. Slechts één man, een poorter en visser uit Goes, ogenblikkelijk het “gedrocht” als een onschuldige zeebewoner herkennend, bemachtigde de vis zonder veel strijd en vermaakte zich niet weinig over de onnozelheid van de eerzame burgers van Weert.
U ziet op de bijzonder grappig gebeitelde steen de rog links op de voorgrond. Van een aantal soldaten – waarvan enigen zich veilig stellen achter een rechts in het beeld voorkomende dikke boom – prikt de voorste figuur angstig met zijn hellebaard in de richting van de vis. In het midden van de voorstelling staat een priester met een opgeheven crucifix, terwijl op de achtergrond nog juist de man met paard en viskar zichtbaar is. Een kennelijk hevig draaiende molen verleent het aardige tafereeltje een echt Hollands aspect.
Naar aanleiding van deze geschiedenis spreekt men nog slechts van “De Roggestekers van Weert”, een schimpnaam die de Weertenaren tot in lengte van dagen begeleid heeft.

1994
De Roggestekers van Weert


Op een voor publiek niet zichtbare binnenplaats [van het Frans Halsmuseum], half in het duister onder een houten afdakje, bevindt zich DE ROGGESTEKERS VAN WEERT. De steen vertelt over de wonderlijke gebeurtenissen, die zich eens bij de stad Weert hebben afgespeeld. Een viskoopman reed daar met zijn volgeladen kar over de heide. Door een hobbel wipte er een rog uit de kar. Deze bleef alleen op de heide achter, totdat hij werd gevonden door een inwoner van Weert. De man herkende de rog niet als een normaal levend wezen, maar associeerde het dier onmiddellijk met duivels en demonen. Hij rende ijlings naar de stad en deed bij het stadsbestuur verslag van zijn vreselijke ontdekking. Spoorslags werd alarm geslagen en de gewapende wacht moest aantreden en uitrukken om het monster onschadelijk te maken. Bij het zien van het gedrocht durfde echter niemand de aanval te wagen. Slechts één man durfde het dier met zijn speer te benaderen, terwijl de andere helden zich verscholen achter een boom. De dappere piekenier was al gauw over zijn angst heen. Hij was afkomstig uit Goes en had lange tijd het beroep van visser uitgeoefend. Hij had het dier dan ook snel herkend en nadat hij het had gevangen leverde hij het af bij het stadsbestuur. Natuurlijk stak hij flink de draak met de heldhaftigheid van de inwoners van Weert.

Dit verhaal heeft grote bekendheid gekregen in de wijde omgeving van Weert, wat mag blijken uit het feit dat een wat bang uitgevallen Brabander nog lang daarna vaak spottend als iemand uit Weert werd bestempeld. Het ‘rog steken’ is naderhand in Brabant een populair spel geworden.